Aan het eind van de dienst als de kerkgangers in de Oude Helenakerk reeds staan om ‘heengezonden’ te worden, anders gezegd net voor de zegen, spreekt ds. Riemer Faber een gedicht van Karel Eykman uit.
‘Ze zullen altijd tegen je zeggen: “Voor wat hoort wat, want dat hoort”. Ze zullen altijd uit willen leggen: Sta op je rechten, dan kom je nooit tekort. Doe daar niet aan mee, doe het andersom:- geef de mensen meer dan ze durfden te verwachten. Dus in plaats van steeds op je strepen staan langer met ze meegaan dan zij wel van je dachten We hebben mensen nodig met een nieuwe fantasie, mensen nodig met een nieuwe fantasie.Ze zullen altijd tegen je zeggen: “Oog om oog en tand om tand”. Ze zullen altijd uit willen leggen: Sla van je af en gebruik toch je verstand. Doe daar niet aan mee, doe het andersom:- ga op mensen af die van jou af willen komen Ook als ze je wegslaan blijf in de buurt, want zij hebben nodig waar zij zelf niet toe komen. We hebben mensen nodig met een nieuwe fantasie, mensen met een nieuwe fantasie.’
Met dit gedicht wordt de inhoud van deze dienst goed onder woorden gebracht. Die is begonnen met orgelspel van Hans te Winkel voorafgaande aan de dienst in de door kroonluchters verlichte kerkruimte van de semibasiliek. Twee kosters, Frans Ratering en Arjen Timmers, maken een rondje door de kerk, ze lopen in ganzenpas achter elkaar. Ouderling Joke te Plate leest de mededelingen. Ze roept de aanwezigen op naar de gemeenteavond van a.s. donderdag in de Zuiderkerk (aanvang 19.30 uur) te gaan waar drie belangrijke rapporten, over de eredienst, het pastoraat en de kerkgebouwen aan de leden van de gemeente zullen worden toegelicht. Na bemoediging en groet worden van lied 215 de verzen 1,2,3 en 7 gezongen. De dominee spreekt de volgende woorden van geloof en hoop.
‘Midden in honger en oorlog vieren we de belofte van overvloed en vrede.
Midden in onderdrukking en tirannie vieren we de belofte van dienstbaarheid en vrijheid.
Midden in twijfel en wanhoop vieren we de belofte van geloof en hoop.
Midden in vrees en bedrog vieren we de belofte van vreugde en oprechtheid.
Midden in haat en dood vieren we de belofte van liefde en leven.
Midden in zonde en verval vieren we de belofte van verlossing en vernieuwing.
Midden in de dood aan alle kanten vieren we de belofte van de levende Christus’.
Het Glorialied is lied 305 gevolgd door het gebed bij de opening van het Woord waarna de dominee een praatje maakt met drie kinderen die naar de nevendienst gaan. Hij vraagt of ze wel eens ruzie hebben. ‘Nooit’, is het antwoord. ‘Ben je wel eens boos?’, is de volgende vraag. Daar komt een bevestigend antwoord op. Is er wel eens iemand boos op jou. Moeilijke vraag. Heeft iemand je wel eens een klap gegeven? Dat is niet het geval. ‘Als iemand je een klap geeft, wat doe je dan?’ Dan gaan de kinderen naar hun vader of moeder. ‘Er zijn er ook die geven een klap terug’, zegt de dominee. Dat vinden de kinderen niet goed. ‘Nou, we kunnen wel naar huis gaan’, zegt de dominee. ‘Geef mij eens een klap’, zegt de dominee. Geen reactie. ‘Geef mij eens een stomp’. Dat gebeurt. ‘Weet je wat ik nu ga doen?’ De kinderen wachten af. ‘Nou?’, nog zeggen ze niks. ‘Ik geef je een rol pepermunt’. Ontspannen glimlachen de kerkgangers. De Schriftlezing is uit Matteüs 5:38-48. Hierna zingen we een lied met Latijnse tekst. De dominee leest het een keer voor. De betekenis staat eronder. Tweemaal zingen we lied 568a. De dominee begint zijn preek met een verhaal. Dat gaat over Dennis, een jongen die niet lang is. Dat heeft hem nooit gestoord totdat hij in de brugklas komt. Hij zou wel zo groot willen zijn als Maarten. Die is groot. Nu moeten ze opeens hem, Dennis, hebben. Zoals Marc uit de 2e klas. Dat begint al op de eerste schooldag. Dennis zet zijn fiets in de kelder. Dan komt Marc en die zegt: ‘Zou je ons niet voor laten gaan!’, en duwt Dennis met zijn fiets opzij. De fiets valt. ‘Niks tegen je ouders zeggen’, zegt Marc. Dennis zegt niks, ook niet wanneer zijn ouders zien dat er een knik in het wiel zit. De treiterijen gaan door. Zo pakt Marc op een dag een reep Mars van Dennis af. Dennis staat in de rij met een volle beker melk, en er wordt tegen zijn arm gestoten. Dennis doet niks terug, hij durft niet. Tot hij in de 2e klas zit. Hij gaat Marc niet pesten, maar Thomas die in de 1e klas zit. Thomas neemt weer wraak als hij in de 2e klas zit op iemand die in de 1e klas zit. Dat gaat maar door. Zo is het ook in het leven, oorzaak en gevolg. Als jou onrecht is aangedaan, doe je wat terug, je bent geen watje. Het gaat erom dat je genoegdoening krijgt. Wraak kan zoet zijn, maar voordat je het weet kom je in een negatieve spiraal van haat en geweld. Je kunt je afvragen of je er beter van wordt. Wraak kan zoet zijn, maar is dat wel zo? Het geeft je geen ruimte, maar het verstikt je. Zoete wraak kan je zuur opbreken. Wat is dan wel de oplossing? Daar is geen recept voor, elke situatie is anders. In de Spreuken staat: ‘Zeg nooit bij jezelf: ‘Ik zal het hem betaald zetten! Vertrouw op de Heer, hij komt voor je op’ (Spreuken 20:22, Groot Nieuws Bijbel 1996). Jezus is nog radicaler. Die legt de bedoeling van de wet van Mozes uit. Daarin staat: oog om oog, tand om tand. Dat was een hele stap vooruit ten opzichte van de situatie daarvoor. Toen gold nog de bloedwraak, aan de vergelding kwam geen einde. Met de wet van Mozes wordt een begrenzing aan de vergelding gesteld. Jezus gaat nog verder. Het gaat Hem om de bedoeling van de wet. Dat is dat de spiraal wordt doorbroken. ‘Wie je op de rechterwang slaat, keer hem ook de linkerwang toe’. Ik hoor u zeggen: Christenen hoeven toch geen mietje te zijn. Wat Jezus bedoelt is dat het ergens moet beginnen, het doorbreken van de spiraal van geweld. Soms moet je iets ongewoons doen om het gewone terug te krijgen. De kunst is om het verschil te maken. Om iets te doen dat de ander verrast. Even terug naar het verhaal aan het begin van de preek. Stel voor dat toen Dennis zijn stuk Mars was afgepakt hij zou zeggen: Hier, neem mijn cola ook maar. Grote kans dat voor Marc de lol eraf was. Uiteindelijk word je daar zelf beter van. Liefde is sterker dan haat. Met haat kom je niet verder, je moet je niet door haat en wrok laten leiden, maar door liefde. Dingen doen die de ander doen nadenken. De Bijbel houdt ons dingen voor die goed zijn voor onszelf. Dan zal je ontdekken dat die echt ruimte geven. Na het zingen van de verzen 1,2,5 en 6 van lied 912 is er een mededeling van het overlijden van twee gemeenteleden. Na de dank- en voorbeden volgt de collecte en na het zingen van het slotlied, lied 422, spreekt de dominee het gedicht van Karel Eykman uit.