Aan het aantal fietsen bij de Oosterkerk is al te zien of de kerk goed gevuld zal zijn. Vanmorgen staan er naar mijn indruk behoorlijk veel fietsen. Bij binnenkomst speelt Hans te Winkel op het orgel waar hij zoveel van houdt. Wat hij speelt streelt het oor, bekende klanken. Ik ben niet de laatste kerkganger die plaats neemt in de banken, alleen twee banken achter de ouderlingenbank blijven onbezet. Riek Eenink heet de kerkgangers welkom en leest de afkondigingen. De voorganger is vanmorgen ds. Marieke Andela – Hofstede. Na het zingen van Psalm 108:1 zegt de dominee dat we hier vanmorgen bijeengekomen zijn vanuit een gebroken wereld. Ze noemt de aanslagen in München en Nice en de toestand in Turkije. Het is net alsof het steeds dichterbij komt. Daarnaast worden we geconfronteerd met de kwetsbaarheid van het leven. Ook dat hebben we in onze gemeente ervaren. En het is volop zomer, alles staat volop in bloei. Zo komen het goede en het kwade samen in dit uur. Het ochtendlied, lied 216, wordt gezongen, waarna het gebed om de nood van de wereld wordt uitgesproken. Gebed en vertrouwen zijn twee kanten van ons geloof, zegt de dominee ter inleiding op het glorialied, lied 755.
De preek gaat over een verhaal uit het leven van Abraham, daarom wordt het lied over Abraham gezongen, lied 803. De dominee nodigt de kinderen uit om naar voren te komen, als die er zijn. Eén jongen komt naar voren en gaat met Heidi Ebbers naar de nevendienst. De dominee zegt dat Genesis 18:20-33 gelezen zal worden in de NBG-vertaling, omdat daar het woord rechtvaardige in voorkomt. De Evangelielezing is uit Lucas 11:1-13 in de NBV, waarna van lied 756 de verzen 1,4,5 en 6 worden gezongen. Haar verkondiging begint de dominee met te zeggen dat begin deze maand, op 2 juli, Elie Wiesel is overleden. In de Tweede Wereldoorlog is hij naar Auschwitz getransporteerd. Zijn familie overleefde de oorlog niet, hij wel. Hij heeft later een boek geschreven met als titel: Tegen de onverschilligheid. Daarin zegt hij dat het kwade in deze wereld zijn kans krijgt als goede mensen toekijken en niets doen. Elie Wiesel heeft ook geschreven over Genesis 18. Dat wordt vaak gebruikt om homoseksualiteit te veroordelen. Nee, zegt Wiesel, de zonden van Sodom hebben niets te maken met liefde, maar met onverschilligheid. Met de houding van de inwoners van die stad tegenover vreemdelingen. Daarom is de geschiedenis van Sodom een waarschuwing voor alle tijden.
Als je het zo bekijkt komt deze geschiedenis dichtbij de opvatting dat God geen tandeloze God is. God veroordeelt het kwaad. Hij vraagt naar mensen, roept Abraham die op weg gaat zonder te weten waarheen. God heeft een verbond met Abraham gesloten. ‘Ik zal er zijn voor jou’, zegt God tegen Abraham. Hij is er niet alleen voor Abraham maar voor alle volken. Hij zal tot een zegen zijn. Zegenen is goede woorden spreken. De roeping van onze gemeente is niet om in onszelf gekeerd te zijn, maar geven om anderen en uitdragen dat het kwaad niet het laatste woord heeft. In het verhaal uit Genesis heeft Abraham niet alleen zorgen om zijn eigen familie maar ook zorgen om mensen die hij niet kent. Zo staat Abraham voor God. Hij wijkt niet, hij houdt vol. ‘Het zij verre van U, aldus te handelen, de rechtvaardige te doden met de goddeloze; verre zij het van U; zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?’ Misschien zijn er 50, 45, 40 … Abraham daagt God uit. Al zijn er maar 10 rechtvaardigen over in de stad, dan blijft God erin geloven.
Rechtvaardigen, wat zijn dat voor mensen? Zij doen meer dan het gewone. Ze zijn gastvrij. Ze kijken niet onverschillig toe bij wat er gebeurt. Zij zijn tegenkrachten voor al het kwade in de wereld. Zij troosten de treurende, de zachtmoedigen zullen de aarde beërven. De rechtvaardigen spreken God aan op Zijn beloften, zoals eens Abraham deed. Die werd de vader van alle gelovigen. Elke zondag horen we die woorden. Scherper gesteld, kennen we onze roeping? Dat we in de wereld zijn gesteld om te blijven zoeken naar het goede. Het goede dat wel degelijk het verschil kan maken. Abraham komt terug naar zijn tent. Hij heeft alles gedaan wat hij kon doen. Is dat niet bidden? Alles doen wat je kunt doen en het dan overlaten.
In het Evangelie leert Jezus zijn leerlingen bidden. Hij belooft niet direct resultaat, maar wel dat ze gehoord zullen worden. We zitten hier met eigen vragen, heel verschillend. Dit moeten we onthouden. We behoren niet toe aan de geest van onverschilligheid, aan de geest van onverdraagzaamheid. Wij behoren toe aan de geest van Christus. Wij zijn gerechtvaardigd, dat wil zeggen: rechtop gezet. Laten wij elkaar helpen en laten zien dat er een God van liefde is.
Na het amen van de preek wordt lied 422 gezongen, er is een afkondiging van drie gemeenteleden die zijn overleden waarna van lied 972 vers 2 wordt gezongen. Na de dank- en voorbeden, stil gebed en het gemeenschappelijk bidden van het Onze Vader volgt de collecte. De dominee maakt een praatje met de jongen die naar de nevendienst met Heidi Ebbers is geweest. Die zijn bezig geweest met het Onze Vader. Het lied dat we gaan zingen, lied 1006, gaat daarover en is ook een belijdenis. Daarom zingen we dat staande. Hierna spreekt de dominee de zegen uit waarna nog lied 425 wordt gezongen.