Aan het aantal fietsen tegen de keermuur van het gazon rond de Oude Helenakerk is al te zien dat er nog wel plaats is voor een paar meer kerkgangers. Hans te Winkel laat op het orgel de wijs klinken van een Psalm die mij doet denken aan Psalm 87. Reinier Demkes heet de aanwezigen welkom en leest de afkondigingen. Vanmorgen is de voorganger ds. Riemer Faber. Als aanvangslied worden de verzen 1 en 7 van Psalm 33 gezongen. Na stil gebed, bemoediging en groet wordt lied 218 gezongen, een Morgenlied. Het gebed om ontferming, het zingen van lied 305 en het gebed bij de opening van het woord volgen. De kinderen mogen naar voren komen. Twee kinderen komen naar voren. Ze hebben hun opa niet alleen naar de kerk laten gaan. Johan Scholl gaat straks met hen mee naar gebouw Elim. De dominee is benieuwd of ze gisteravond naar het Eurosongfestival hebben gekeken. Nee, is hun antwoord. Ze hebben wel Ajax zien spelen. De dominee noemt het liedje dat gewonnen heeft. Als Ajax de finale speelt worden ze eerste of tweede, OG3NE is elfde geworden. Ze zaten ook in de finale, hoe kan dat nou? De dominee zegt dat ze eerste zijn geworden van het tweede tiental. Het is vandaag een bijzondere dag. Dat weten de kinderen ook: Moederdag. De kinderen hebben vannacht bij oma geslapen en vertellen erover. De oudste van de twee probeert een kaarsje aan de Paaskaars aan te steken. Het lukt hem bijna, op een centimeter na. Over een paar maanden lukt het wel, is de dominee van mening.
De eerste lezing is Jesaja 41:17-20, van Psalm 34 worden de verzen 1 en 7 gelezen, de tweede lezing is uit Johannes 16:5-20 waarna de verzen 2 en 3 van lied 314 worden gezongen. De liturgie van de zondagen tussen Pasen en Pinksteren worden gedragen door blijdschap en vreugde, zo begint de dominee zijn verkondiging. Ze dragen namen als Jubilate – juich en Cantate – zing. In de Evangelielezingen klinken die vreugdeklanken niet. Ook niet in het gelezen gedeelte. Bij de discipelen overheerst droefheid over de woorden die Jezus spreekt. Ze vragen niet door en staan er verslagen bij. Waarom moet de Heer van ons weggaan? Hij is het Licht der wereld, waarom is Hij niet gebleven. Stel je voor dat Hij nog onder ons was. Dat je Hem aan kon spreken en vragen aan Hem stellen. Dan zou je met veel dingen van het geloof, waar je geen raad mee weet, beter uit de voeten kunnen. Dat gevoel hadden de discipelen ook. Hij zegt dat Hij van hen weg zal gaan. Wij kunnen dat vanuit de opstanding en Hemelvaart nog een plaats geven. Voor de discipelen is het veel ingrijpender.
Het thema dat hier aan de orde is, is dat van de aanvechting. Dat gaat aan geen gelovige voorbij. Ook aan ons geloof knaagt de twijfel. Wat zien we van Gods werk op aarde? Leugen, geweld en dood hebben het laatste woord. Daar lijkt het op. Vier weken geleden was het Pasen. Niet de dood is het laatste, maar de opstanding beleden we. Maar het leven gaat gewoon door. Vanmorgen lazen we in Jesaja de prachtige woorden van hoop. Het deed de dominee denken aan een boekenlegger die hij eens van de Protestantse kerk kreeg. Een vrouw met een kruik en een neergebogen hoofd met daarop de tekst: ‘Schep moed’. Maar hoe doe je dat als er tegenslag is. Dan zijn er veel vragen. Hiermee gaan we terug naar het eerste gedeelte van de afscheidsrede van Jezus. ‘Werkelijk, het is goed voor jullie dat ik ga, want als ik niet ga zal de pleitbezorger niet bij jullie komen, maar als ik weg ben, zal ik hem jullie zenden.’ In het Grieks wordt voor pleitbezorger het woord parakleet gebruikt. Dat betekent: Hij die erbij wordt geroepen. Een advocaat, iemand die de helpende hand biedt. Dat is de Heilige Geest. De Geest is er altijd. Zoals in het gedicht ‘Voetstappen in het zand’.
Ik droomde eens en zie
ik liep aan ’t strand bij lage tij.
Ik was daar niet alleen,
want ook de Heer liep aan mijn zij.
We liepen samen het leven door,
en lieten in het zand,
een spoor van stappen; twee aan twee,
de Heer liep aan mijn hand.
Ik stopte en keek achter mij,
en zag mijn levensloop,
in tijden van geluk en vreugde,
van diepe smart en hoop.
Maar als ik het spoor goed bekeek,
zag ik langs heel de baan,
daar waar het juist het moeilijkst was,
maar één paar stappen staan.
Ik zei toen “Heer waarom dan toch?
Juist toen ik U nodig had,
juist toen ik zelf geen uitkomst zag,
op het zwaarste deel van mijn pad…”
De Heer keek toen vol liefde mij aan,
en antwoordde op mijn vragen;
“Mijn lieve kind, toen het moeilijk was,
toen heb ik jou gedragen…”
We mogen geloven dat de Geest van God ook in ons leven werkzaam mag zijn. Na de aanvechting in de woestijn, na de duisternis gloort het Licht. Met Pinksteren mogen we vieren dat Hij ons Zijn Geest heeft gegeven om in weerwil van alles telkens weer te zingen van Zijn eindeloze goedheid die ook in ons leven wil doorstralen.
Na het amen van de preek worden de verzen 1,3 en 4 van lied 657 gezongen. Vier namen van hen die zijn overleden worden genoemd waarna vers 4 van lied 302 wordt gezongen. Hierna volgt de collecte, komen de kinderen weer binnen, wordt lied 655 gezongen en met de Zegen wordt de dienst besloten.
(Het gedicht ‘Voetstappen in het zand’ zou geschreven zijn door de Amerikaanse Mary Stevenson (1922 – 1999) op 14jarige leeftijd in de dertiger jaren van de vorige eeuw tijdens de Grote Depressie.)