Wat is mens? Themadienst

Deze dienst begint op de gebruikelijke wijze. Ina Navis steekt twee kaarsen aan en leest de tekst: ‘Er is een licht dat ver boven alle dingen op aarde schijnt. Ver boven ons allen, ver boven de hemelen, ver boven de hoogste, de allerhoogste hemel: Het is het Licht dat schijnt in ons hart’. Ze heet de kerkgangers welkom waarna het lied ‘Word stil nu de Ene tot ons komt’. Dominee Wim Everts spreekt hierna openingswoorden uit die eindigen met ‘Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus’(1 Tessalonicenzen 5:23). Van lied 807 worden drie verzen gezongen en na een gebed begint de dominee aan zijn overdenking. Die heeft hij verdeeld hij in vijf korte stukjes die worden afgewisseld met het zingen van een lied en het lezen van een tekst uit de Bijbel. In de uitgereikte orde van dienst staat een samenvatting van de eerste korte overdenking: Het atheïstisch materialisme tegenover het Christelijk geloof.

Wat maakt ons tot mens, wat is het wezenlijke van de mens? Atheïst Steven Weinberg, natuurkundige, zei dat de mens een schitterend ongeluk is. God bestaat volgens hem niet, er is alleen materie. Alles is in blind toeval ontstaan, het heelal is doelloos. Er is geen geestelijke werkelijkheid en dus bestaat er geen ziel. Een ander, Dick Swaab, schrijft: ‘Wij zijn ons brein’. Het verhaal van ons leven is het verhaal van onze hersens. De mens is in feite een ingewikkelde machine. Ons bewustzijn is een toevallig bijproduct van de evolutie. Waarden als liefde, schoonheid, goedheid en waarheid zijn een product van onze hersencellen en bestaan in feite niet. We leven in een koud en onverschillig heelal, er is geen hoop, geen toekomst. Het christelijk geloof zegt dat ons bestaan een bedoeld bestaan is. Er is nog een andere werkelijkheid, de geestelijke werkelijkheid. De werkelijkheid van God die ons van alle kanten omgeeft. De evolutie en wordingsgeschiedenis van het heelal is gericht op het ontstaan van ons bewustzijn en op de verwerkelijking van waarden als schoonheid, waarheid en goedheid. Het gaat met onze wereld ergens naar toe. Er is toekomst. We leven in een wereld die bezield is door God. We mogen ons verwonderen om het grote geheim dat leven is. In lied 780 klinkt die verwondering door.

Na het zingen van drie verzen van lied 780 leest de dominee Psalm 103:13-17. Net zoals in de natuur het gras groeit en de schoonheid van een bloem zichtbaar is, komt ons leven tot bloei. Dat is Gods bedoeling met ons. Maar het kan snel voorbij gaan. Net als in het Israël in de Bijbel. De wind draait en de hete wind uit de woestijn verdort alles en het zand waait erover heen. De plek waar de bloem zo mooi stond te bloeien kun je niet meer vinden. Zo is het ook met de mens. Van het ene op het andere moment kan alles anders worden. Iemand schreef eens: de mens is een ietsje op de rand van het niets. Een klein stofje dat zo weggeblazen kan worden. Wat geeft ons houvast, wat geeft ons troost? De dichter van Psalm 103 weet dat Gods liefde en trouw van eeuwigheid tot eeuwigheid is. Voordat de wereld bestond was God er. God is de oorsprong van ons bestaan. En dat niet alleen, ook de toekomst van ons leven ligt bij God. Alleen bij God vinden we het eeuwige leven. Ons leven is opgenomen en geborgen in de liefde en trouw van God die is van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Lied 103C wordt gezongen, twee keer in het Engels, twee keer in het Nederlands. De dominee leest Genesis 2:7, ‘Toen maakte God, de Heer, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levende ziel’. Dat wij meer zijn dan stof komt omdat God zich over ons heen buigt en ons Zijn levensadem inblaast. In de Bijbel staat niet dat wij een ziel hebben, maar dat we een ziel zijn. Een ziel is dat wat je tot een levend wezen maakt. Met blijdschap en verdriet, met verlangen of angst. Een Psalm zegt dat je ziel bedroefd kan zijn of onrustig en kan dorsten naar God. Lichaam en ziel kunnen we niet los van elkaar zien. Een opdeling van de menselijke persoon in een sterfelijk lichaam en een onsterfelijke ziel zoals in het Griekse denken of in het Hindoeïsme is aan het Bijbelse denken vreemd. De mens is een eenheid, lichaam en ziel tegelijk. Psalm 63 spreekt over het dorsten en verlangen van de ziel. Van deze Psalm worden de verzen 1 en 3 gezongen.

De mens is lichaam, ziel en geest. Over de geest wordt gelezen uit Psalm 51 de verzen 12 en 13: ‘Schep. O God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig, verban mij niet uit uw nabijheid, neem uw heilige geest niet van mij weg’. Het Hebreeuwse woord voor geest is Ruach. Maar het betekent ook wind of storm. Het is datgene wat je in beweging brengt, wat je drijft. De vraag is: Wat beweegt jou en wat voor geest gaat er van jou uit. Iemand kan hoog van geest zijn, hoogmoedig. Of lang van geest, geduldig. Iemand kan beheerst worden door een geest van jaloersheid, of gedreven door een geest van wijsheid. De Psalmdichter vraagt of God onze geest wil aanraken opdat onze geest vernieuwd wordt. Zo zijn Gods Geest en de menselijke geest op elkaar betrokken. Geest, lichaam en ziel horen bij elkaar. Zo wenst Paulus het ons ook toe: Dat de God van de vrede ons leven zal heiligen en dat heel onze geest, ziel en lichaam zuiver bewaard mogen zijn. Vers 5 van Psalm 51 wordt gezongen.

Uit Genesis 1 worden de verzen 24 tot 27 gelezen. Tien keer staat er dat God de planten en de dieren maakte naar hun soort. En als er dan verteld wordt over de schepping van de mens dan zou je verwachten dat er staat: en God schiep de mensen naar hun soort. Maar juist dat staat er niet. Er staat dat God de mens schiep naar Zijn beeld. Dat onderscheidt de mens van de dieren. Mens en dier worden op de zesde dag geschapen. Dat verbindt hen met elkaar. Daarom kunnen we goed meegaan met wat de wetenschap zegt over de mens, dat de mens afkomstig is uit het dierenrijk. Daarin ligt niet het wezenlijke van de mens. Dat ligt hierin dat de mens naar Gods beeld geschapen is. Zo leeft de mens in relatie met God. De mens is een door God geroepene. De mens kan boven zichzelf uitstijgen, het bestaan van een dier is in zichzelf besloten. Een dier handelt overeenkomstig zijn aard, de mens is een verantwoordelijk wezen en is geroepen om beelddrager van God te zijn. Dat betekent ook dat net zoals God zorg draagt over Zijn schepping, de mens geroepen is om zorg te dragen over alles wat aan zijn verantwoordelijkheid is toevertrouwd. De mens mag doen wat God doet: licht brengen ,ordening aanbrengen, ruimte maken om te leven, liefhebben en goed doen.

Organist Gerard Wesselink begeleidt op de piano de gemeentezang van lied 31. De dominee spreekt enkele inleidende woorden op het gebed. Wij zijn gewoon te bidden met gevouwen handen en met het hoofd naar beneden. In de Bijbel zijn andere gebedshoudingen bekend. Jezus met geopende handen en daarop brood, het hoofd omhoog en de ogen geopend. Dat betekent dat je open staat voor wat komen gaat. Open staan betekent ook gericht zijn op God. Open handen slaan op de open handen van God. Dat je nooit zult vallen, dan in de handen van God. Er is een afkondiging van het overlijden van drie gemeenteleden. De dank- en voorbeden worden uitgesproken afgesloten met stil gebed en het Onze Vader. De collecte wordt gehouden, lied 984 is het slotlied waarna de dominee de zegen uitspreekt.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.