Orgelspel van Joop Ormel vult bij binnenkomst de ruimte van de Oude Helenakerk, kerkgangers zijn er te weinig om de kerkbanken te vullen. De tijd dat één kerkgebouw voldoende is om alle kerkgangers van de Protestantse gemeente te Aalten (ruim 6.000 leden) op zondagmorgen te herbergen is niet ver meer verwijderd. Na het orgelspel klinkt klokgebeier en komen de dienstdoende leden van de kerkenraad binnen. De voorganger is vanmorgen ds. Wim Everts. Joke Mateman heet de aanwezigen welkom en leest de mededelingen. Ze wijst op de mogelijkheid om Paaskaarsen te bestellen, in de kerk liggen de intekenlijsten aan Elimzijde. De verzen 1 en 6 van Psalm 31 worden gezongen, bemoediging en groet volgen, lied 286 wordt gezongen waarna het gebed voor de nood van de wereld wordt uitgesproken. De gebedsintenties worden telkens beantwoord met het zingen van lied 301g. Als Glorialied worden de verzen 1,2 en 5 van lied 215 gezongen. De kinderen in de kerk mogen naar de kindernevendienst. Er is wel een leidster, maar er zijn geen kinderen. Uit 2 Koningen 5 worden de verzen 1-3 en 9-19 gelezen, het verhaal van de genezing van Naäman, van Psalm 145 worden de verzen 1 en 2 gezongen en de tweede lezing is uit Marcus 1 de verzen 40-45. Hierna wordt lied 920 gezongen. De dominee zegt dat het een bijzonder lied voor hem is. Op het geboortekaartje van een van zijn kinderen staat deze tekst. Het zijn zulke mooie woorden. Het is een kort lied daarom wordt het twee keer gezongen.
In zijn overdenking staat de voorganger stil bij het leven van Naäman. Hij is bevelhebber van het Aramese leger en op de koning na de machtigste man van het land. Hij beveelt en het gebeurt. Maar niet over alles is hij de baas. Hij heeft huidvraat gekregen. Eerst een klein vlekje, zal wel weer overgaan. Het wordt erger en het besef dringt tot hem dat hij nooit weer beter zal worden. Een mens kan denken dat hij heel wat is, maar hoe klein is de mens als hij ziek is wordt. De wereld van Naäman stort in. Hij die zoveel gedaan kon krijgen staat nu machteloos. In de Bijbel is melaatsheid een beeld van ons bestaan. Broos en kwetsbaar is ons leven. Als we ziek worden en geconfronteerd worden met de eindigheid van het leven, wat doe je dan?
Naäman wil zich er niet bij neerleggen. Hij luistert nu naar dat kleine Joodse meisje dat hij op een van zijn strooptochten had meegenomen. Hij gaat naar de profeet in Samaria, Elisa. Met paarden en strijdwagens, een groot machtsvertoon. Ook neemt hij neemt veel geschenken mee. Ondanks zijn melaatsheid heeft hij heeft nog niets van zijn grootsheid verloren. Maar zo zal er geen genezing zijn. Naäman moet leren klein te zijn en alle grootheid van zich af te leggen. Aangekomen bij het huis van Elisa komt de Godsman niet naar buiten. Hij is heel anders gewend. Weet de profeet wel wie hij is? Naäman had een indrukwekkende behandeling verwacht. In plaats daarvan krijgt hij een bevel: hij moet zich zevenmaal baden in de Jordaan. Als het alleen om een bad gaat weet hij in eigen land wel betere rivieren dan de Jordaan. Voor Naäman is alles goed behalve dit ene. Zo staat hij op het punt om terug te reizen even melaats als hij gekomen is. Als zijn knechten niets gezegd hadden was Naäman niet genezen. Ze zeggen dat het eenvoudig is wat hij moet doen. Er breekt iets in hem, hij geeft zich gewonnen. Naäman gaat naar de rivier en kleedt zich uit. Alle uiterlijke grootheid legt hij af. Daar staat hij als een mens in alle weerloosheid. Hij daalt af, gaat het water in, kopje onder en doet dat zeven keer. Zo wordt hij genezen, zijn lichaam wordt gezond als dat van een kleine jongen. Een nieuw leven kan voor hem beginnen.
Ook in Marcus lezen we een genezingsverhaal, de Bijbel kent meer van die genezingsverhalen. Wat willen die ons zeggen? Misschien vragen we ons af waarom gebeurden die wonderen toen wel en nu niet? Ons moderne levensgevoel zegt dat er geen wonderen bestaan. In die Bijbelse wonderverhalen gaat het niet om het wonderlijke op zich. Het zijn tekenen, ze verwijzen naar iets anders, ze willen ons iets duidelijk maken. Als Naäman terugkeert naar Elisa praat hij niet over zijn genezing maar zegt dat hij de God van Israël heeft leren kennen. Dat is zijn grote ommekeer, niet zijn genezing. Deze God bij Wie leven is en toekomst. Toen Naäman ziek werd zal hij zeker gevraagd hebben: Waarom overkomt me dit? Net als Naäman zijn er zoveel andere mensen die ziek geworden zijn en deze waarom vraag ook stellen. Waarom deze ziekte en waarom is er zoveel leed? Uiteindelijk zijn er vragen naar God. Waarom laat God dit toe? Hoe is God betrokken op ons leven?
In het Evangelie van Marcus geneest Jezus een melaatse. Jezus krijgt medelijden met hem. Het oorspronkelijke woord heeft een veel intensere betekenis. Er staat dat Jezus in het diepst van Zijn wezen is geraakt. Zo is het ook bij God. Zo diep als Jezus is geraakt door de nood van de mensen, zo diep is God bewogen door alle nood die er in de wereld is. Wil je weten Wie God is dan moet je naar Jezus kijken. Het lijden dat de mensen overkomt raakt God tot in het diepst van Zijn wezen. Zo heeft Jezus ons God leren kennen als een God die ons altijd en overal wil bijstaan. Een God die ons zal bevrijden van alle moeite en leed. Alleen bij deze God zal er toekomst zijn. De Bijbelse wonderverhalen verwijzen daarnaar.
Naäman moest alle grootheid van zich afleggen. Misschien kunnen wij van Naäman leren. We kunnen denken dat we ons leven zelf in de hand hebben en er aan voorbij gaan dat ons leven eindig is. Het is goed om dat wel te erkennen. Juist dat besef maakt ieder moment in ons leven kostbaar. Het besef van eindigheid brengt ons dichter bij onszelf, dichter bij de ander en dichterbij God. Verlies geen tijd aan dingen waar je zo druk mee bent en uiteindelijk geen baat bij hebt. Leg al je grootheid en eigendunk van je af. Richt je op wat werkelijk belangrijk is. We spreken wel eens over memento mori, gedenk te sterven. Er is ook het memento vivere, gedenk te leven. Vier het leven en vergeet niet om lief te hebben. Zeg tegen elkaar: Ik hou van je.
Voor Naäman begon een nieuw leven. Hij is door het water heengegaan, het is alsof hij opnieuw geboren is. Bij dit verhaal mogen we denken aan onze eigen doop. Ook wij zijn door het water heengegaan. En ook wij mogen opstaan tot een nieuw leven. Ga in vrede, zei Elisa tegen Naäman. Zo gaat hij terug, zijn leven is voorgoed veranderd. Ook wij die weten van de broosheid van het leven, van de gebrokenheid van ons bestaan, wij mogen opstaan in geloof en vertrouwen om in de ruimte van Gods liefde onze weg te gaan. Wij zullen niet vallen uit dit bestaan anders dan in Gods hand. Ons leven zal nooit ten onder gaan, we mogen gaan in vrede.
Na het amen van de preek wordt lied 534 gezongen (en lees ook eens het gedicht dat naast dat lied staat). Er volgt een mededeling van overlijden van twee leden van de gemeente, resp. 97en 95 jaar oud, waarna de verzen 1 en 2 van lied 753 worden gezongen. Hierna volgen de dank- en voorbeden, stil gebed en het Onze Vader. De collecte wordt gehouden, de verzen 1,2,3 en 5 van lied 863 worden gezongen en tot slot wordt de zegen uitgesproken.