De Oude Helenakerk is aanzienlijk beter gevuld met kerkgangers dan een week geleden, aan tellen begin ik maar niet. Gerard Wesselink bespeelt het orgel, Arjen Timmers doet dienst als koster. Hij reikt me een totaalliturgie aan, ook de orde van dienst in de Zuiderkerk staat erin. Rieke Aalbers heet de kerkgangers welkom en leest de mededelingen. Voorganger is vanmorgen ds. Hendrik Jan Zeldenrijk. Lied 283 wordt gezongen, bemoediging en groet volgen, de dominee gaat voor in gebed waarna Psalm 150 wordt gezongen. Hierna mogen de kinderen naar voren komen, de dominee heeft er al een gezien, er komen er nog twee. De leidster en de dominee hadden gisteren het aantal op 1 tot 5 geschat. De dominee maakt even een praatje, het woord Moederdag valt, het ene kind was het vanmorgen vergeten, de anderen hebben er wel aan gedacht. De Schriftlezing is uit Johannes 14:15-21 waarna lied 663 wordt gezongen. De dominee zegt dat de organist een nieuwe knie heeft gekregen. Twee nog te zingen liederen zullen op de piano worden begeleid. Dan moet de organist twee keer van het orgel naar de piano lopen en kan ‘hij dus merken of het (de nieuwe knie) werkt’. Een grapje, maar de dominee zegt er snel bij dat Gerard Wesselink zelf heeft voorgesteld om die twee liederen op de piano te begeleiden.
Zijn verkondiging begint de dominee met te zeggen dat hij onlangs bij de bakker een aparte ervaring had. Toen hij afrekende zag hij op de toonbank een grote stapel kleurplaten. De bovenste was ‘voor de allerliefste moeder’. ‘Die moet je wel hebben, de mijne is al lang overleden’, zei hij tegen de kassière. Die antwoordde: ‘Die is toch altijd in je gedachten bij je’. Toen realiseerde de dominee zich dat zijn moeder er al 25 jaar niet meer was. Moeder, dat is toch iemand die jou het beste kent. Bij haar hoef je geen toneel te spelen. Ook al ben jezelf op leeftijd gekomen dan is het verliezen van je moeder nog ingrijpend. De dominee moest eraan denken bij het gelezen gedeelte uit het Johannes Evangelie. Dat lege gevoel van de discipelen is heel herkenbaar. Zij moesten afscheid nemen van Jezus, ze wisten dat het zou gebeuren. Toch zijn ze angstig, hoe nu verder? Het is alsof Jezus hun gedachten leest. ‘Ik laat jullie niet als wezen achter’. Als je wees werd in die tijd dan ging je een onzekere toekomst tegemoet. Een wees was in die tijd afhankelijk van de goedheid van een ander.
Hoe moet het nu verder als Jezus er niet meer is. Jezus, die hun leven richting gaf. Alles hadden ze voor hem opgegeven. Hun leven werd totaal door Jezus bepaald. En nu, is alles voor niets geweest? Nee, zegt Jezus, ‘Ik laat jullie niet als wezen achter’. Hij laat daar aan voorafgaan: ’Als je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden’. Dat wil zeggen: maak dar werk van, denk er steeds over na. Dat is een levenslange opdracht, die ook wij krijgen. Altijd weer mogen we ons oefenen om ons te richten op de stroom van liefde die ook in ons hart wil vloeien. De liefde van God. In de contacten met anderen kun je er elk moment mee beginnen. In dat levenslange proces zul je merken dat God je daarbij helpt. Zo geven de woorden van Jezus ons troost. Het is nog steeds de grond waarop we staan. God draagt ons leven. Hij komt bij ons in de persoon van de Geest die altijd bij ons wil zijn.
Het is een geestelijk testament, een ervaring die we soms ook hebben. Namelijk wat iemand zei in de laatste dagen, of tijdens de laatste uren van zijn of haar leven. Dat blijft je altijd bij. Het verlies kan draaglijker worden als alles gezegd is. Het gevoel van heimwee kan blijven, er kan ook een nieuw gevoel van verbondenheid ontstaan. Of zoals iemand zei: ‘Nu mijn moeder er niet meer is, is ze dichter bij me gekomen, in mijn hart’. De belofte van Jezus roept ook vragen op. Soms kun je je verschrikkelijk alleen voelen. Dan zijn er vragen waarmee je niet uit de voeten kunt. Als er dingen in de wereld gebeuren of in het leven van een ander. Toch blijven we dan vertrouwen op de nabijheid van God en op de woorden van Jezus. Het geloof kan dan dingen doen zien die buiten het geloof niet zichtbaar zijn. De wonderlijke rust en vrede die je kunt ervaren door de nabijheid van God.
Als je verder leest in de Bijbel, over Pinksteren en daarna, dan zie je dat die woorden van Jezus werkelijkheid zijn geworden. Die verhalen van toen horen we ook nu nog. Gisteren leidde de dominee een begrafenis. Haar naam wordt zo straks genoemd. Haar levensverhaal werd verteld. Ze heeft veel meegemaakt. Drie kinderen verloren. Toch zei ze aan het eind van haar leven: De Heer is mijn herder. Dat gebeurt ook onder ons en geeft vertrouwen. Die wonderlijke kracht van Gods nabijheid ervaar ik, juist nu, nu het zo donker is geworden.
Na het amen van de preek speelt de organist de wijs van lied 289 eerst op de piano voor. Na het zingen van dat lied volgt een mededeling van de kerkelijke bevestiging van twee huwelijken. Allebei op 18 mei a.s., de eerste door ds. Faber, de tweede door ds. Hendrik Jan Zeldenrijk. De dominee kijkt rond. ‘Zijn er nog in de kerk die zich door mij willen laten trouwen? Ik kijk niet op een kilometer’. (met dat laatste doelt de predikant op het feit dat hij in de afgelopen weken ver uit de buurt huwelijken heeft bevestigd). Ook nu neutraliseert de dominee snel zijn vrijmoedig grapje. In de afgelopen vier weken zijn er huwelijken bevestigd, dat houdt een keer op. De organist heeft weer plaatsgenomen achter het orgel, de dominee leest de naam van een overleden lid van de gemeente waarna de verzen 2,5 en 7 van lied 972 worden gezongen. Gerard Wesselink daalt weer af vanachter het orgel en neemt plaats achter de piano. De dank- en voorbeden worden uitgesproken gevolgd door stil gebed, waarna het Onze Vader als lied 1006 wordt gezongen met begeleiding op de piano. Tijdens orgelspel wordt de collecte gehouden, de kinderen komen weer binnen en lied 422 wordt gezongen. Als amen op de zegen wordt lied 425 gezongen.