Vanmorgen wordt het Heilig Avondmaal gevierd in de Oosterkerk. Bij elk van de drie ingangen van de kerk staat een ouderling die de kerkgangers begroet. De voorganger is ds. Wilma Onderwaater, de organist Hans te Winkel. Voorafgaande aan de dienst speelt hij de melodie van een bekend lied uit de bundel van Johannes de Heer. Greet stoot mij aan, als jong meisje speelde zij dat op het orgel voor haar moeder toen die ziek was en steeds zieker werd. Elly Hoftijzer heet de kerkgangers welkom en leest enkele mededelingen waarna de verzen 1,5 en 6 van lied 280 worden gezongen. Na stil gebed, bemoediging en groet, gebed en het zingen van vers 1 van lied 885 spreekt de dominee een woord voor onderweg. Groot is Gods trouw met ons mensen en de wereld en nergens is Zijn trouw zo nabij als in Jezus. Want God heeft de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. God heeft Christus gestuurd niet om een oordeel over de wereld uit te spreken maar om de wereld te redden. Daarover gaat het vanmorgen in de gelijkenis over de onrechtvaardige pachters. Zowel in de kindernevendienst als in de preek. Hierna zingen we couplet vijf en het refrein van het projectlied. De dominee leest de tekst en de organist speelt de melodie voor.
‘Wij bidden om een nieuw begin, een nieuw begin van leven. God
Stuur ons toch uw wereld in om liefde door te geven.
Zorg voor mijn wijngaard, geniet er maar van. Ik krijg mijn deel. Vind je
Dat een goed plan? Dat zei een man, maar wat kreeg hij veel spijt,
Want na een tijd was hij alles kwijt.
Wij bidden om een nieuw begin, een nieuw begin van leven. God
Stuur ons toch uw wereld in om liefde door te geven.’
Zeven kinderen en twee leidsters gaan naar de nevendienst. Na het gebed bij de opening van de Bijbel wordt Lucas 20:9-19 gelezen, de gelijkenis over de onrechtvaardige pachters, waarna de verzen 1 en 4 van lied 718 worden gezongen. De dominee begint haar overdenking met het lezen van couplet vijf van het projectlied. ‘Zorg voor mijn wijngaard … na een tijd was hij alles kwijt’. Voor de mensen is het duidelijk wat Jezus bedoelt, ook voor ons is het een bekend verhaal. Jezus vertelt deze gelijkenis omdat de Joodse leiders Hem hebben gevraagd naar Zijn bevoegdheid. De leiders zitten met Jezus in de maag. Als een koning komt Hij Jeruzalem binnen, Hij reinigt de tempel en durft de leiders te kritiseren. Jezus geeft geen direct antwoord. Hij vertelt de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters. Het is ook de gelijkenis van de verloren zoon. De zoon van de eigenaar wordt de wijngaard uitgegooid en gedood. Jezus vertelde deze gelijkenis enkele dagen voor zijn gevangenneming en kruisiging. Kerst en Goede Vrijdag komen in deze gelijkenis bij elkaar. Kerst dat is dat God zijn wereld zo liefhad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon naar deze wereld zond. Goede Vrijdag is dat mensen zich van Jezus afkeerden en hem buiten Jeruzalem kruisigden.
Jezus vraagt wat de eigenaar met de pachters zal doen. De mensen weten het wel, de eigenaar zal de pachters straffen. Zo denken ze erover. Maar Jezus is nog niet uitgesproken. Hij schuift een ander beeld erover heen. Dat komt uit Psalm 118. De steen die door de bouwlieden is afgekeurd is een hoeksteen geworden. Jezus zet het menselijk denken op z’n kop. De afgekeurde steen blijkt de belangrijkste te zijn. Dit verhaal laat zien hoe God met mensen omgaat. De dood van de Zoon zal niet het oordeel over de wereld betekenen. Zijn dood staat borg voor een nieuw begin. In deze gelijkenis zit ook al iets van Pasen. Het raakt het geheimenis van Gods handelen. Wij mogen deel hebben aan dit begin. Als wij avondmaal vieren stellen wij ons open voor dit begin.
Na het amen van de preek wordt vers 8 van Psalm 118 gezongen en deelt de dominee mee dat volgende week 4 jonge leden van de kerk belijdenis van hun geloof zullen afleggen. Na een mededeling van overlijden van een lid van de gemeente worden de dank- en voorbeden uitgesproken en wordt gecollecteerd voor het werelddiaconaat. Daarna geeft de dominee een korte toelichting op de gang van zaken tijdens de viering van het Heilig Avondmaal. Dat begint met het zingen van het lied ‘De bekers zijn gevuld’ uit ‘Van Harte’ waarna nodiging en vredegroet, grote lofprijzing, instelling en gemeenschap van brood en wijn worden gelezen. Daarna volgt de lopende viering van het Heilig Avondmaal. Hans te Winkel speelt eerst de muziek van ‘Hallelujah’ van Leonard Cohen, daarna andere muziek. Na een dankgebed wordt tot slot lied 425 gezongen waarna de dominee de zegen uitspreekt.