Bij binnenkomst in de Oude Helenakerk moet ik even wachten. Ik sta in de deuropening en vraag me af wat er aan de hand is. Er moet een lijst worden getekend. Naam en telefoonnummer moeten worden ingevuld. Omdat een pen is gehanteerd die ook door een ander is gebruikt moeten de handen worden ontsmet. En bij het plaatsnemen in de banken moet anderhalve meter in acht worden genomen. Dat betekent de banken om en om gebruiken. Hoe nodig is dit nog met kerkgangers die allen twee keer gevaccineerd zijn? De ouderling van dienst geeft de voorganger geen hand aan het begin en het eind van de dienst, maar knikt hem toe. De collectes zijn niet tijdens de dienst maar bij het verlaten van de kerk kunnen de gelden in twee mandjes worden gedeponeerd. Het aantal kerkgangers is duidelijk minder dan voor de tijd van Corona. Vergelijken is moeilijk vanwege de anderhalve meter maatregel. Pas als alle maatregelen zijn opgeheven is vergelijking mogelijk.
Er wordt vanmorgen Avondmaal gevierd. De voorganger is ds. Hendrik Jan Zeldenrijk, de organist is Gerard Wesselink. Jan Hordijk leest de afkondigingen en is ouderling van dienst. Na het zingen van drie verzen van lied 287 spreekt de dominee bemoediging en groet uit, wordt het eerste vers van Psalm 107 gezongen en gaat de predikant voor in gebed. Daarin noemt hij de moord op Peter R. de Vries en de ramp als gevolg van het watergeweld in Nederland, België en Duitsland. Gelezen wordt uit Lucas 17:11-19, het verhaal van 10 melaatsen die genezen worden waarvan er een, een Samaritaan, terugkomt om Jezus te bedanken. Na het zingen van drie verzen van lied 834 begint de dominee aan zijn preek.
Tien mensen worden genezen, alleen de Samaritaan komt terug. Jezus vraagt: ‘Waar zijn de negen anderen?’ De dominee vraagt zich af die anderen ondankbaar zijn geweest. Ze moeten dankbaar zijn geweest. Ze waren zo blij dat ze er niet meer aan dachten om terug te komen. Dat is herkenbaar. Dat overkomt ons ook. Als iemand iets moeilijk meemaakt. Dan wordt er gebeden. En dan, dan is het voorbij. Er gaat een wereld voor je open, je denkt aan van alles en de dank schiet er bij in. Daar is het niet meer van gekomen. In het gelezen gedeelte vraagt Jezus om getoonde dankbaarheid. ‘Waren er dan geen anderen?’
De dominee kijkt de kerk in. Als we hier zo bij elkaar zijn, dan zijn we verschillende mensen. Ieder met zijn eigen zorgen en verdriet. Of met vreugde en geluk. Dat kunnen we aan de mensen niet zien. Toch zijn we met elkaar verbonden. Door het geloof, het geloof in Jezus Christus dat ons richting in ons leven geeft. Dat we nog wat te verwachten hebben en uitzien naar de wederkomst. We zijn onderweg naar Zijn Rijk en nooit zonder God. Onderweg en geleid door Gods geboden en geloften. ‘Dat moet toch de reden zijn dat u zo blij kijkt’. De dominee kijkt even naar de kerkgangers. Tegen jongeren zegt de voorganger: ‘Ze kijken niet zo, maar ze zijn het wel’.
Hoe zit het met onze dankbaarheid. Wat is getoonde dankbaarheid. Nu het weer kan, elke zondag naar de kerk. En elke dag een moment om even in de Bijbel te lezen. Niet omdat het moet. Want alles wat moet, heeft niets met dankbaarheid te maken. Getoonde dankbaarheid heeft te maken met heel ons leven, met wie je bent, met de woorden die over je tong komen. Met de mensen die op je weg komen. De dominee kan zich voorstellen dat mensen denken dat deze zondag nou niet de beste zondag is om over dankbaarheid te preken. Na alles wat er in de afgelopen week in ons land en de landen om ons heen gebeurd is. Bij de voorbereiding van de preek had de dominee dit gedeelte en de liederen gekozen. Hij heeft er even over gedacht om over wat anders te preken. Om alleen over danken te preken als alles mooi en goed is, heeft hij niet gedaan. Bij zijn pastorale bezoeken komt hij mensen tegen die dankbaar zijn ook al gaat niet alles goed. Die zijn ook dankbaar bij moeilijkheden. Zij zien Jezus als een Vader bij wie de deur altijd open staat. Ze beleven een intieme relatie met God. Dan krijg je een andere relatie met de mensen en de dingen om je heen en kijk je met andere ogen. En ben je er niet blind voor om je zegeningen te tellen en besef je dat wat ons verbindt. Dat je er niet alleen voor staat. Het besef dat het uiteindelijk goed komt.
Na het amen van de preek worden drie verzen van lied 704 gezongen. Er is geen mededeling van overlijden, waarna de voorganger voorgaat in gebed. Hierna wordt het Avondmaal gevierd. De dominee leest ter inleiding een tekst die ik nog niet eerder gehoord heb. Het avondmaal wordt lopend gevierd. Er wordt uit kleine bekertjes gedronken, dat dateert nog uit de tijd van de Mexicaanse griep. Aan het slot van de viering gaan de aanwezige ambtsdragers in een halve kring om de liturgische tafel staan, op anderhalve meter van elkaar, en krijgen brood en wijn aangereikt. Na het zingen van de verzen 1 en 3 van lied 91A spreekt de dominee de dank- en voorbeden uit. Tot slot worden alle verzen van lied 416 gezongen en spreekt de dominee de zegen uit.