De dienst in de Oude Helenakerk valt vandaag nog onder enige regels als gevolg van Corona. Volgende week hoeft de kerkganger zijn naam en telefoonnummer niet meer in te vullen, vervalt de anderhalve meter afstand en mag er voor en na de dienst weer koffie worden gedronken. Reinier Demkes heet de aanwezigen welkom.. De voorganger is vanmorgen ds. Hendrik Jan Zeldenrijk, de organist is Harry van Wijk en de koster is Arjen Timmers. Volgende week is de startzondag die in dit gebouw wordt gehouden. Gezongen wordt lied 221, votum en groet worden uitgesproken waarna lied 1010 wordt gezongen. Na het gebed om de leiding van de Heilige Geest wordt het eerste vers van Psalm 89 gezongen. Er zijn twee kinderen die naar de nevendienst gaan. ‘Waren jullie er ook niet de vorige week?’, vraagt de dominee. ‘Dat is fijn’, en hij vraagt wie vorige week de kaars heeft gedragen. Als ze de kerk uitgaan, naar gebouw Elim, draagt een vader zijn kind op de arm ook naar Elim. De dominee leest 2 Korintiërs 1:3-11 waarna de verzen 1 tot 4 van Lied 969 worden gezongen. In vers 2 valt me de mooie tekst op en ik lees het onderschrift bij dit lied.
De dominee begint zijn verkondiging met het herlezen van de woorden uit het begin van het gelezen gedeelte: “de God die ons altijd troost en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven.” Prachtige woorden. In de afscheidsdienst van de Oosterkerk heeft de dominee iets gezegd over het enorm teruggelopen kerkbezoek in de afgelopen jaren. In 1996 werden er elke zondag in 5 gebouwen diensten gehouden. En dat was nodig. Alle gebouwen zaten vol. Nu 25 jaar later kunnen de zondagse kerkgangers gemakkelijk in 1 gebouw. Uit betrouwbare bron heeft de dominee vernomen dat er toen in de kerk gefluisterd werd dat hij met zulke cijfers in het bedrijfsleven direct ontslagen zou zijn. Er ontstaat enige hilariteit. Ja, dat is zo, zegt de dominee. Maar hij weigert te geloven dat het alleen aan hem ligt.
Hoe kan dat? De dominee noemt de ruimte die in de kerk is ontstaan. Er is veel minder dwang. Maar er is een andere reden. Er zijn velen die zeggen: Ik mis het niet. Het geloof is veel meer individueel geworden. Het wordt niet meer in gemeenschap met anderen beleefd. Dat heeft ook gevolgen voor de geloofsbeleving op de dagen in de week. Op papier zijn we nog een grote gemeente van ruim 5.000 leden. Wat is een christelijke gemeente? Dat is een groep mensen die met elkaar verbonden zijn door het geloof. Ze troosten elkaar in het geloof. Daar wringt de schoen. Geloven doe je en kun je niet in zijn eentje doen. Geloven in je eentje kent de Bijbel niet. Geloven doe je met elkaar. Als dat niet meer gebeurt valt de pijler onder de geloofsgemeenschap weg. (Zie ook vers 2 van lied 969: ‘Tot ieder hart, dat Hem behoort, met Hem gemeenschap vindt. De dienst aan Hem is ’t gouden koord dat allen samen bindt’.)
Paulus vertelt over zijn hoop op God die hem zal redden. De tegenspoed die hij heeft ondervonden is niet duidelijk. Maar de vraag is waar je zoekt bij tegenspoed. Paulus ziet geen andere weg dan op God te vertrouwen. Die troost wil hij delen met anderen en die troost kan anderen tot zegen zijn. Geen goedkope troost, maar troost van iemand die wat heeft meegemaakt. Elkaar bijstaan en troosten, dat is een geloofsgemeenschap. Hoe is het bij ons? Onder ons zijn velen die troost nodig hebben. De dominee noemt vele voorbeelden. Beseffen we wel dat zoveel mensen onder ons behoefte hebben aan troost? We kunnen samen bidden. Daar kun je mensen mee tot steun zijn. Nooit bidden op de manier van ‘Heer, regel het maar even’.
De dominee zegt dat hij hier nu 25 jaar predikant is. Door al die jaren heen heeft hij gemerkt dat er nog steeds zoveel mooie dingen gebeuren. Er zijn er ook die zeggen: Ik kan het wel alleen. De dominee zegt dat hij daarvoor een beeld gebruikt dat hij eerder heeft genoemd in een preek. Dat is een hoop kooltjes in een vuur. Samen gloeien ze en geven ze warmte. Pak je er een uit dan dooft die en geeft geen warmte meer. Leg je het terug in het vuur dan begint het weer te gloeien. “Gemeente, op 8 september was ik hier 25 jaar predikant. Ik mag nog 5 jaar onder u zijn. Ik zal proberen betere cijfers te laten zien. Maar het is Gods Geest die mensen verbindt aan Hem en aan elkaar.
Na het amen van de preek worden de verzen 1,2,4 en 5 van lied 968 gezongen. Dan volgt er een mededeling van overlijden van een gemeentelid waarna van lied 919 de verzen 1 en 4 worden gezongen. De dominee verzoekt de kerkgangers na de zegen weer te gaan zitten. Het slotlied is lied 905 waarna de zegen wordt uitgesproken.
Johan Meinen krijgt het woord. Hij dankt voor de felicitaties en de kaartjes en attenties die hij en zijn vrouw hebben ontvangen. Hartverwarmend. Hij kent de dominee nu 23 jaar. Mag hem vanwege Corona niet de hand drukken en feliciteren met zijn jubileum en vraagt om applaus dat hij 25 jaar predikant in Aalten is. Applaus volgt prompt en luid.
Gerard Helmink, voorzitter van de kerkenraad, krijgt het woord en deelt eerst enkele vervallen Corona-maatregelen mee. Maatregelen die vanaf volgende week niet meer gelden in de kerk. Dan richt hij het woord tot ds. Hendrik Jan Zeldenrijk. Eerst feliciteert hij hem namens gemeente en kerkenraad. De dominee heeft veel gedaan. Zo zocht hij contact met andere plaatselijke geloofsgemeenschappen. Daar is de samenzang op de Markt op Pasen uit voortgevloeid. De dominee is geliefd in de gemeente en in de kerkenraad. Gerard heeft enkele gemeenteleden gevraagd wat ze van hem denken. ‘Een wijs man’, ‘Durft de vinger op de zere plek te leggen’, ‘Durft mensen aan te spreken zonder hen te veroordelen’. ‘Die predikant die zoveel op Sean Connery lijkt’. Dan zegt Gerard: ‘Agent 007 is dienaar van de koningin van Engeland, Hendrik Jan is speciaal agent in dienst van God’. Er zijn nog enkele cadeautjes. Een bos bloemen voor Dineke, zijn vrouw. Dan pakt Gerard een tas uit. Er komt een fles Cola uit, dat noemt hij de fles wijn. (De dominee drinkt cola tijdens de dienst). Een groot Rembrandt-voorleesboek. Te gebruiken bij kleinkinderen. Een boek over een bekend schilderij, Het Lam Gods, van de gebroeders Van Eyck. ( Het schilderij is gerestaureerd en is te bezichtigen in de Sint-Baafs te Gent). Gerard dankt de dominee voor het vele werk dat hij in die 25 jaar gedaan heeft.
Tot slot spreekt ds. Hendrik Jan Zeldenrijk een dankwoord. Hij bedankt eerst Johan Meinen en zegt dat Johan getuigt heeft van waarover hij gepreekt heeft. De dominee heeft vanaf het begin dat hij hier is gevoeld dat het fijn gevonden wordt dat hij in de gemeente zijn arbeid verricht. Waarom is hij hier 25 jaar? Weet het niet. Toen hij en zijn gezin hier kwamen liep hun zesjarig zoontje naar de buren en zei: ‘Ik ben uw nieuwe buurjongen voor vier jaar’. In al die 25 jaar is er wel eens een beroep geweest. ‘Dat ik hier gebleven ben, zegt meer over u dan over mij’. De dominee en zijn vrouw lopen naar de uitgang aan de Marktzijde om te vuisten met hen die hen willen gelukwensen.