Doopdienst en Kerk en Israëlzondag

Net voordat Els Houwers, lid van de commissie Kerk en Israël, Jesaja 5:1-7 en Sietske Fukkink, doopouder, Matteüs 21:33-43 lezen, licht Els Houwers toe waarom Israëlzondag gevierd wordt. “Vanaf 1948 kent onze kerk de jaarlijkse Israëlzondag. Altijd op de eerste zondag van oktober. Juist in die periode vieren de Joden hun hoge feestdagen: het Joods Nieuwjaar, Grote Verzoendag, Loofhuttenfeest en Vreugde der Wet. Feesten die Jezus in zijn tijd heeft meegevierd. Hij werd immers geboren binnen dat oude uitverkoren volk van God. Dat heeft diepe betekenis, ook voor ons. Jezus had net zo goed een Egyptenaar of, bij wijze van spreken, een Nederlander kunnen zijn. Zijn verschijning is voor altijd verbonden aan dat ene volk, aan het leven, lijden en verwachten van Israël. Het volk Israël waarmee God een verbond sloot dat begon bij Abraham, maar waarbij God beloofde dat daarin alle volken der aarde ook gezegend zouden zijn. Daarom is onze verbondenheid met Israël niet zomaar verzonnen, maar ligt al sinds Abraham vast. ‘Onopgeefbaar’ zegt de kerkorde, maar dat betekent niet kritiekloos en zonder vragen. Het betekent wel: betrokken, betrouwbaar en alert op vormen van antisemitisme, die zomaar de kop kunnen opsteken. Betrokkenheid betekent ook oog hebben voor de huidige situatie in het Midden Oosten. Israëlzondag: een zondag om te leren en te vieren rondom de open Bijbel. We vragen ons af hoe wij als gemeente van Christus verbonden zijn en kunnen blijven met Gods volk van Israël. Hoe wij verbonden kunnen blijven met de wortels van ons geloof. Daar gaat het over in deze dienst”. Tot aan de doop van de eerste van de drie dopelingen is er veel ruis en gekraak bij het geluid van de draagmicrofoon. Koster Ger-Jan Voerman is al een keer de kansel op gesneld om ds. Riemer Faber van het hinderlijke geluid van de microfoon te verlossen, maar de ruis komt terug. Bij de doop van Sepp ten Have is het genoeg geweest, de draagmicrofoon wordt uitgeschakeld en de doop wordt overgedaan. Omdat ook de microfoon op de kansel het niet doet wordt de dienst vanaf de lezenaar geleid. Het geeft aan de dienst tot dit moment een gemoedelijk en rommelig karakter. Bij de ingang van de kerkzaal deelt Fop van Wijk, voorzitter van de plaatselijke commissie Kerk en Israël, aan de kerkgangers de folder van de Protestantse Kerk ‘Israëlzondag 2014’ uit. Op het scherm staat de tekst van het welkomstwoord en worden de namen van de dopelingen vermeld. Dat zijn behalve Sepp ook nog Laureen Elisabeth Fukkink en Jurre Wisselink. Ouderling Anke Deunk heet de kerkgangers namens de kerkenraad welkom, het openingslied is Psalm 105:1 en 3, waarna de dominee bemoediging en groet uitspreekt. Lied 288, Goedemorgen, welkom allemaal, ik met mijn en jij met jouw verhaal, wordt gezongen en na het uitspreken van een gebed worden de drie dopelingen binnengedragen onder het zingen van lied 218:1,2, en 3. Hierna spreekt Mirjam ten Have, doopouder, het ‘Gebed voor ons kind’ uit. Dopen is een serieuze zaak, zegt de dominee. Of om het Paulus te zeggen: ‘We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden” (Romeinen 6:4). Voor de doop kan ook het beeld worden gebruikt van het water in de rivier waar je door heen gaat om weer schoon te worden. Daar gaan we naar luisteren, via een filmpje op YouTube wordt lied 642, De Rivier, uit de bundel Opwekking ten gehore gebracht. Sommigen zingen de tekst mee. Na het doopgebed worden de doopvragen gesteld en mogen de kinderen naar voren komen. De dominee vraagt aan de kinderen wat hij in zijn hand heeft. Dat is een touwtje. Dat heeft hij eerder in een dienst gebruikt maar op verzoek doet hij het nog een keer. Wat is een andere naam voor een touwtje? Een draadje. Nog een andere naam? Een koordje. Weet je wat het verschil is tussen een koord(t)je en een touwtje en een draadje? Een koortje kan zingen en een touwtje en een draadje niet. Dan vraagt de dominee wat er gebeurt als hij het touwtje loslaat en houdt met zijn ene hand het touwtje hoog en met de andere aan de onderkant vast. Als hij het touwtje aan de onderkant loslaat gebeurt er niets, het blijft hangen. Maar als hij het touwtje aan de bovenkant loslaat dan valt het touwtje. Dat geeft de verhouding tussen God en ons weer. Als wij God loslaten, laat God ons niet los. En wij kunnen er van verzekerd zijn dat God ons nooit loslaat. Dat wordt ook gesymboliseerd in de doop. Na de doop van de Sepp ten Have wordt de draagmicrofoon ontkoppeld en houdt Ger-Jan Voerman een andere microfoon voor de mond van de dominee zodat die nog een keer de doopformule voor Sepp uitspreekt. Een zegenbede wordt uitgesproken over de dopelingen en staande wordt lied 354:1 en 5 gezongen. De doopkaarsen worden uitgereikt en aangestoken aan de Paaskaars, uit de bundel Geroepen om te zingen wordt lied 199 gezongen, er is een kinderbijbel voor elk eerste kind en voor ieder een doopkaart. Meer dan 20 kinderen gaan hierna naar de nevendienst. Dan vertelt Els Houwers over het waarom van de kerk en Israël zondag en worden twee gedeelten uit de Bijbel gelezen. Na het zingen van de verzen 8 en 10 van Psalm 118 begint de dominee aan zijn overdenking. Hij doet dat van achter de lezenaar en hoopt dat iedereen hem kan zien. ‘Maar ik ben de kortste mens niet’ (zie ook 1 Samuel 9:2 in de Bijbel in Gewone Taal: ‘Saul was veel langer dan de andere Israëlieten.’) In de Bijbel wordt God vaak vergeleken met een Heer die op reis gaat en zijn bezit aan anderen toevertrouwt. Tegenwoordig is dat een actueel beeld van God, want vaak wordt de vraag gesteld: Waar is God? Vroeger stelde men zich een andere vraag. Maarten Luther vroeg zich af: Hoe krijg ik een genadig God? In de huidige tijd stellen mensen de vraag: Wie is God?, of misschien ook wel: Is er wel een God? Een van de redenen is al die ellende in de wereld die we dagelijks over ons heen krijgen. God is een vraagteken geworden. De wekker loopt langzaam af zonder dat Hij ingrijpt. Klopt dat beeld? Laten we eens naar de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters kijken. De landheer legt een wijngaard aan, bouwt er een muur om, graaft een kuil voor de wijnpers en bouwt een uitkijktoren. Dan gaat hij op reis en verpacht de wijngaard. Maar hij heeft zijn handen niet van zijn wijngaard af getrokken. Al die voorzieningen zijn gemaakt om een zo goed mogelijk resultaat te krijgen. Ook als de landheer op reis gaat blijft de wijngaard zijn zorg. Wat doen de pachters? Die slaan de knechten dood als die de vruchten komen halen. De pachters slaan ook de zoon van de landheer dood. Dit betekent dat het niet God is die de wijngaard in de steek laat, maar dat zijn de pachters. Die misbruiken hun vrijheid. Dit werpt een nieuw licht op de vraag: Is er wel een God, bestaat Die wel? Hoe kan het dat Hij zoveel ellende toelaat? Met die vraag zetten we de zaak op zijn kop, draaien we de zaak om. In de Bijbel wordt de vraag ook gesteld: Waar is God. En ook in ons leven bij schrijnende situaties wanneer je God niet meer ervaart. In de gelijkenis gaat het om de vraag of wij wel doen wat Hij van ons vraagt. Dat is de opdracht om de wijngaard te verzorgen en te bewaken. Nog altijd is het bloed van Christus een aanklacht tegen de manier waarop wij met elkaar samenleven. De vraag van Luther was zo gek nog niet, tegenover Gods trouw steekt onze trouw magertjes af. Het gaat erom dat wij de vruchten dragen van geloof en liefde. Nergens blijkt dat Israël hieraan niet voldoet en de kerk wel. Vroeger is deze gelijkenis wel uitgelegd dat de pachters het volk van Israël zijn en de wijngaard de kerk is (Zie bijv. Stock/Renkema ‘Handboek voor de Beoefening der Bijbelsche Geschiedenis, II Nieuwe Testament’ 3e druk, pag. 276: “De voorrechten en zegeningen van Gods Koninkrijk zullen aan een ander uitverkoren volk gegeven worden”). Geloven is gaan op de weg die God ons wijst en op die weg kun je pas ontdekken wie Hij is. God heeft diep geïnvesteerd in Zijn zoon Jezus die tot het uiterste is gegaan. Je kunt God ook serieus nemen door je op Hem te richten en zo vruchten te dragen. Er zijn drie kinderen gedoopt, hun leven staat aan het begin. In het doopgesprek met de ouders is gesproken over wat de doop betekent. Het begon met God die met ons een verbond heeft gesloten. God, die nooit loslaat wat Zijn hand begon. Zie het beeld van het touwtje. We mogen erop vertrouwen dat Hij er is met Zijn liefde en Zijn zorg. We moeten ons niet laten leiden door hebzucht of door egoïsme. Tien woorden hebben we gekregen om ons de weg te wijzen naar het land waar het leven goed is. Zo meteen mogen we die tien woorden als geloofsbelijdenis horen. De dominee wenst de doopouders van harte geluk met de doop van hun kinderen. Ze mogen kinderen van God zijn, onze hemelse vader. Na het amen zingen we uit de bundel Zingenderwijs lied 99: ‘Liefde doet ons mensen leven, geeft ons grond om te bestaan’. Dan spreekt Fop van Wijk de Tien Woorden als Geloofsbelijdenis uit. “Wij geloven met hart en ziel dat de Heer onze God is, de enige. Hij heeft ons bevrijd – geen andere goden zullen wij dienen, geen enkel beeld van de Levende zullen wij maken. Wij geloven, dat wij naar zijn beeld en gelijkenis geschapen zijn – dat wij in Gods Naam zullen leven. Wij geloven, dat de dag van de Heer heilig is – dat allen eerbied waardig zijn die ons voorgaan naar het land van Gods belofte. Wij geloven, dat enkel liefde de dood overwint – dat wij elkaar trouw mogen zijn, zoals God zich met ons verbonden heeft. Wij geloven, dat een waarachtig getuigenis jegens onze naaste en de eerbiediging van zijn bezit God welgevallig is. Dat geloven en belijden wij, voor God en elkaar. Amen” (Dienstboek, deel I, pag. 844). Van lied 868 worden de verzen 2 en 5 gezongen, er is een afkondiging van overlijden van twee gemeenteleden, waarna de dank- en voorbeden worden uitgesproken. Tijdens de collecte komen de kinderen weer binnen, er zijn drie witte rozen voor de drie paar doopouders. Nog enkele mededelingen komen op het scherm te staan waaronder dat de Synagoge vanmorgen tot twaalf uur geopend is. Er is door de Stichting ‘Vrienden van de Aaltense Synagoge’ en loofhut gebouwd met het oog op de komende exposities in het kader van Langs Heilige Huisjes. Het slotlied is van lied 704 de verzen 1 en 3 en na de zegen stellen de doopouders zich bij de deuren naar de hal op en kunnen de kerkgangers hen feliciteren met de doop van hun kinderen. In de hal en in een zaal is er gelegenheid om een kop koffie, thee of fris te drinken. Naar aanleiding van een gesprek met goede vrienden zoek ik in oude boeken een oude uitleg van de gelijkenis op.

Over Tijme J. Bouwers

Doctoraal economie RU Groningen 1967 Mil. Dienst, 1968-1969, oud res. officier cavalerie Prov. Zuid-Holland, afd. toezicht gemeentefinanciën Min. van Fin. Inspecteur Rijksfinanciën 1972 - 1976 Burgemeester Ferwerderadeel 1976 - 1988 Burgemeester Aalten 1988 -2004
Dit bericht is geplaatst in Kerk, PKN. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Doopdienst en Kerk en Israëlzondag

  1. Frans Boersma schreef:

    Tijme, met het lezen van het verslag is het alsof ik de dienst helemaal heb beleefd.
    Mooi hoor.
    Ik ben vanmorgen naar een gezinsviering geweest.
    Veel jongeren met hun ouders waren aanwezig. Sfeervol, met een goede voorbereide viering.
    Met vriendelijke groet,
    Frans

Reacties zijn gesloten.