Voor het verslag van de dienst in de Oude Helenakerk vanmorgen zou ik gebruik kunnen maken van het verslag van de dienst op 31 mei 2015 in de Oosterkerk. Voordat ds. Hendrik Jan Zeldenrijk Johannes 3:1-16 leest zegt hij dat in deze hectische tijd van vervangingen en begrafenissen weleens naar een eerdere preek gegrepen wordt. Toen hij dat tegen iemand zei, vroeg die of hij dan de preek van 31 mei 2015 nog eens wilde houden. Na thuiskomst pak ik mijn aantekenboekje, nummer 9, van vorig jaar en zie dat de dominee toen over hetzelfde heeft gepreekt. U kunt de preek vinden op mijn website. Toch maak ik aan de hand van mijn aantekeningen van vanmorgen een verslag. Er zijn verschillen. De preek is gehouden in een ander gebouw, er zijn andere liederen gezongen, toen gingen er acht kinderen naar de nevendienst – nu slechts één.
Hans te Winkel bespeelt het orgel wanneer Greet en ik binnenlopen, Arjen Timmers doet dienst als koster en brengt mij de liturgie waarop het lied dat gezongen wordt na de afkondiging van overlijden gewijzigd is. Harm Hoftiezer leest de afkondigingen waarna van Psalm 98 de verzen 1 en 3 worden gezongen. Na stil gebed, bemoediging en groet, gebed en het zingen van lied 985 mogen de kinderen naar de nevendienst. Er komt er één naar voren. De dominee probeert hem in de kerk te houden en vraagt of hij bij zijn ouders wil blijven of naar de nevendienst wil. ‘De preek duurt niet heel lang!’, maar met een leidster naar gebouw Elim gaan wordt verkozen boven het luisteren naar de preek.
Na het lezen van Johannes 3:1-16 en het zingen van de verzen 1 en 2 van lied 841 begint de dominee aan zijn verkondiging. Geloven is niet altijd gemakkelijk, je hoort steeds vaker dat geloven moeilijk kan zijn. Het lijkt erop dat het toeneemt. Op allerlei terreinen in het leven wordt gevraagd je verstand te gebruiken. Als het over het geloof gaat redt je het niet met het verstand. De Bijbel zegt dat je dan de Geest nodig hebt. Ook in de Bijbel worstelen mensen daarmee. Nikodemus probeert te leven met God. Structuren en regels helpen hem daarbij. Ondanks de goede dingen die je daarover kunt zeggen, merk je dat je lijnrecht tegenover Jezus staat. Het is een prachtig gesprek. Het begint met een dialoog en eindigt met een monoloog. Ten diepste gaat het om de vraag: ‘Durf je niet te begrijpen?’ Jezus legt uit dat iedereen opnieuw geboren moet worden om dicht bij God te komen. Geboren uit de Geest.
Dat betekent dat je leven verandert, er gebeurt iets met je. Niet dat je verstand wordt uitgeschakeld, maar het voert niet meer de boventoon. Nikodemus kan er met zijn verstand niet bij. Tegenwoordig zoeken we iets dat we niet weten even op internet op. Het irriteert wanneer dat niet genoeg is. Nikodemus kan nog net zo geleerd zijn en nog zo gelovig, toch kan hij er met zijn verstand niet bij. Dan spreekt Jezus over de tekenen die wijzen op Zijn verhoging. Dat loopt uit op de kern van het Evangelie: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven heeft”. Nikodemus wordt uitgenodigd door Jezus om te gaan omdenken en allerlei activiteiten en kennis los te laten en zich te laten meevoeren door de Geest. Niet om uit alle macht het geloof te grijpen, maar om gegrepen te worden door het geloof. Om het zelf niet meer te begrijpen. Jezus vraag eigenlijk: Wil je werkelijk geloven?
We weten niet hoe het verder is gegaan met Nikodemus, we weten wel wat wij doen. Wil je de dingen in de greep houden? Kun je dat combineren met de wil om van omhoog te gaan leven? Jezus zegt: Nee, dat kan niet. Het gaat niet om of jij iets wilt doen, maar of jij iets met je wilt laten doen. Ook wij redden het niet alleen met ons verstand om ons geloof een levende kracht in ons leven te laten zijn. Hoe moet dat dan? Dat je als het ware zegt: Ok Heer, ik laat het los, ik kan het niet alleen. Als u zich door Gods Geest laat meevoeren merkt u dat uw leven veranderd is. Dan ben je tot meer in staat dan je ooit gedacht had, omdat je denkt dat je het niet alleen doet. Dan kun je dingen uit het verleden loslaten. Misschien kun je dan eindelijk helen, een stap zetten naar mensen met wie je gebroken hebt. Om zo te leven dat je kunt zeggen: Wij doen het samen Heer. Hier in dit moment. Dat je dat steeds te binnen schiet. Niet straks, maar nu – op dit moment.
Gods Geest wil mij in een onmetelijke ruimte plaatsen waar veel meer mogelijk is. Dat omdenken betekent ook dat er in jouw omstandigheden rust en zekerheid is. Heer, wij doen het samen. Als ik U loslaat, houdt U mij vast. Er is veel meer mogelijk in uw leven dan u had gedacht. Durf te geloven in wat je niet ziet, in wat je niet kunt beredeneren. Durf te vertrouwen, de ruimte die je zult ervaren zal je blij maken. Na het amen van de preek wordt lied 302 gezongen. Dan richt de dominee zich tot hen die via de kerkradio meeluisteren. Die hebben een liturgie gekregen met daarop een lied dat gezongen wordt na een afkondiging van overlijden. In de afgelopen week zijn er vier leden van de gemeente overleden. Op verzoek van een familie worden van lied 753 de verzen 1,2,5 en 6 gezongen. De gebeden worden afgesloten met het zingen van lied 1006. Tijdens de collecte komt van de kindernevendienst de leidster met de jongen binnen, wordt lied 969 gezongen, geeft de dominee aan de kerkgangers de zegen en wordt tot slot nog lied 425 gezongen.
Noot: Toen de dominee aan het begin van zijn preek sprak over de huidige samenleving waarin gevraagd wordt je verstand te gebruiken moest ik denken aan een artikel van Anna Krijger in de NRC van afgelopen woensdag. In dat artikel stelt zij het gedrag en denken van ‘linksige, witte creatievelingen uit Amsterdam, eind dertig’ aan de kaak. ‘’Zij hebben er een handje van christenen te bespotten, terwijl ze moslims een fijne ramadan wensen…. We spraken over ons werk en het eten op de barbecue, toen het onderwerp opeens op christenen kwam.’ Je kan toch niet zó dom zijn’, riep de vrouw van het stel. ‘Ik bedoel, je gelooft toch ook niet in kabouters? Als je nu nog christelijk bent, dan ben je echt niet helemaal lekker’. Het zat haar kennelijk nogal hoog. De man knikte instemmend. ‘Dan ben je niet helemaal lekker, nee.’ De vrouw had laatst vanwege haar werk te maken gehad met een groep christenen, vertelde ze. Zij hadden haar gevraagd of ze in hun bijzijn wat minder vaak ‘Jezus’ en ‘godverdomme’ zou willen zeggen. Ze lachte: ‘Nou, ik wil dat wel proberen, maar het lukt toch niet. Ik kan er ook niks aan doen dat zij een of ander achterlijk geloof hebben’. Vervang ‘christenen’ door ‘moslims’ en bovenstaand gesprek is volstrekt ongeloofwaardig. Welk zichzelf respecterend linksmens zou het over de lippen krijgen? En was de spreker onder invloed of anderszins niet voor rede vatbaar: iemand zou hebben ingegrepen. Dat zeg je toch niet?” En verderop schrijft ze: “Maar de minachting waarmee die (=linksmens) vervolgens over het geloof van christenen en, indirect, moslims spreekt, verraadt zijn werkelijke gedachten. Dommerds zijn het, gekkies. Wat zijn al die islamitische gelukwensen van de linksmens eigenlijk waard als je weet dat hij eigenlijk neerkijkt op gelovigen, maar er voor moslims een andere standaard op nahoudt? Was ik moslim, dan zou ik denken: laat die ‘ramadan karim’ van je maar lekker zitten.”