In de dienst in de Oude Helenakerk op de tweede zondag in de veertigdagentijd gaat ds. Riemer Faber voor. Joop Ormel is de organist en Arjen Timmers doet dienst als koster. René Veerbeek heet de kerkgangers welkom en leest enkele mededelingen. De verzen 1 en 2 van Psalm 25 worden gezongen waarna de dominee een kort inleidend woord spreekt. De woorden uit het eerste vers ‘Beslecht mijn zaak’ passen goed bij het verhaal dat gelezen zal worden. Het verhaal van de Kanaänitische vrouw die Jezus vraagt haar zieke dochter te genezen. De dominee leest dan het gedichtje bij het liturgisch bloemstuk. Dat zijn drie schijven van een boomstam, paarse hyacinten, lelies in knop en een stronk klimop op een paars kleed. Ook de Kanaänitische vrouw stond in haar kracht, ze wist dat Jezus haar dochter kon genezen. Van lied 287 worden de verzen 1,2 en 5 gezongen waarna de dominee het gebed om ontferming over de nood van onze wereld uitspreekt waarbij de gebedsintenties worden beantwoord met het zingen van lied 367b. Lied 314 wordt gezongen als gebed bij de opening van het Woord.
De dominee maakt een praatje met acht kinderen. ‘Wie van jullie doet er weleens een schietgebedje?’ Op die vraag hebben ze geen antwoord. ‘Wie weet wat een schietgebedje is?’ Weer valt er een stilte. Dan zet de kleinste van de acht: ‘Dat je niet meer kunt roken.’ Dat komt in de buurt van het goede antwoord dat kort daarna wordt gezegd: ‘Een kort gebedje’. Dat doe je bijvoorbeeld als je iets moet doen en denkt komt het wel goed. Ook de vrouw in het verhaal van vanmorgen doet een gebedje. Maar het is niet echt een schietgebedje. De kinderen gaan naar de nevendienst in gebouw Elim. De eerste lezing is uit Jesaja 56:1-7 waarna de verzen 1 en 2 van Psalm 87 worden gezongen. Vervolgens wordt uit Mattheüs 15:21-28 gelezen, de Kanaänitische vrouw die Jezus om genezing van haar door de demon bezeten dochter vraagt. Van lied 647 worden de verzen 1,3 en 4 gezongen.
‘Als je het goed bekijkt is het maar een vreemd gesprek tussen Jezus en de Kanaänitische vrouw’, zo begint de dominee zijn verkondiging. Feitelijk is het geen gesprek. Het is een worsteling op leven en dood, als je het bekijkt vanuit het standpunt van de vrouw. Het gaat om het leven van haar dochter. Haar dochter is bezeten door een demon en ze heeft van Jezus gehoord. Zodra die de grens overgaat en in het land van Tyrus en Sidon komt grijpt ze haar kans. Ze wordt gedreven door haar diepe nood en doet een beroep op Zijn liefde. Ze spreekt Jezus aan maar vindt geen gehoor. Jezus die altijd open staat voor de nood van de mensen ‘keurde haar geen woord waardig’. Is God dan toch een zwijgende God die voorbijgaat aan de nood van de wereld? Hier raken we het hart van het Evangelie. Worden de gebeden niet serieus genomen? Speelt God een spel? Zo kan het toch niet zijn. Als Jezus bewust de vraag ontwijkt wat voor Messias is Hij dan? Is Jezus er voor zijn eigen volk? Het begint erop te lijken. Zijn leerlingen dringen erop aan dat Jezus haar wegstuurt. Ze is een lastpak die Hem van zijn werk afhoudt. Voor Jezus lijkt het niet veel anders. Hij zegt Jezus: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van Israël’. Wat moet je daar mee aan? Dat Israël het uitverkoren volk is en dat dit volk zijn eerste roeping is. Daar kun je mooie verhalen over houden. Maar die vrouw is er niet mee geholpen. Moest zij de eerste zijn die wordt afgewezen? Zij houdt aan en zegt: ‘Heer, help mij’. Hoe groter de nood, hoe korter het gebed. De worsteling tussen Jezus en de vrouw bereikt hier haar climax. ‘Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren’, antwoordt Jezus. Velen zouden zijn weg gelopen, de vrouw zegt: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’ De vrouw vangt Jezus op zijn eigen woorden. Dat lukte de farizeeën en schriftgeleerden niet, maar haar wel. Er zijn een paar dingen over te zeggen.
In de eerste plaats lijkt het erop dat Jezus op weg naar kruis en opstanding in een leerschool zit. En gaandeweg ontdekt dat zijn roeping verder gaat dan het volk van Israël. Dat wist Hij eigenlijk ook wel. Jezus heeft het niet over honden maar over hondjes. In de Griekse tekst wordt het woord hondjes gebruikt. Bij Joden was honden een scheldwoord voor niet-Joden. Het woord honden gebruikt Jezus niet. Dat is opvallend. In het oude Oosten leefden de hondjes al in familiekring, net als bij ons. Ze hoorden erbij en aten de kruimels die van tafel vielen. Zo zegt Jezus dat deze vrouw bij het huis van de mensen hoort. De vrouw begrijpt dat en vangt Jezus met zijn eigen woorden. Daardoor merkt Jezus dat juist in deze vrouw zijn roeping wordt vervuld. Zijn liefde geldt voor alle mensen.
Voor ons is de houding van de vrouw belangrijk. Die wordt gekenmerkt door vasthoudendheid en vertrouwen. Ondanks alle teleurstelling en tegenslag blijft ze geloven dat Jezus haar kan reden. Zo sterk dat ze in Zijn nee toch het heimelijke ja al hoort. Al ervaart ze er in eerste instantie niets van, toch gelooft ze dat Jezus haar gebed zal verhoren. Ze dwingt het als het ware af. Niet als een kind dat opstandig is, maar als een kind vol vertrouwen dat haar hemelse Vader haar het goede zal schenken. Daarmee geeft ze Jezus de ruimte waarin Hij tot haar kan komen. Door de aanvechting en het lijden heen houdt ze vast aan haar vertrouwen dat God een God is die zich altijd weer over ons zal ontfermen. Zijn liefde is begonnen in Israël, het volk dat Hij heeft verkoren, maar ze gaat – zoals Psalm 87 zo mooi zegt – uiteindelijk over alle grenzen heen. Net als deze vrouw mogen wij er ook bij horen. Het geloof van deze vrouw mag ons tot een voorbeeld zijn. In haar wordt duidelijk dat God de pijn die ons leven soms kan raken ten goede kan keren. Als wij net als deze vrouw aan dat geloof vasthouden dan mogen we erop vertrouwen dat onze gebeden nooit vergeefs zijn en dat God ze zal verhoren. Want wie zich gelovig in Gods hand geeft, die geeft zich in handen van de Heer die verder met ons komt dan wij ooit hadden durven dromen.
Na het amen van de preek wordt lied 536 gezongen, er is een afkondiging van overlijden van twee gemeenteleden waarna de verzen 1,6 en 7 van lied 512 worden gezongen en hierna volgen de gebeden. Dirk Jentink geeft een toelichting op een project van Kerk in Actie in Guatemala. Daar is veel criminaliteit en corruptie. De organisatie Red Paz geeft cursussen om conflicten vreedzaam op te lossen. Met de collecte vragen we aandacht voor mannen en vrouwen in Guatemala die zich inzetten voor vreedzame oplossingen. Na de collecte wordt als slotzang lied 542 gezongen.