Het sneeuwt wanneer de kerkgangers opgaan naar de Oosterkerk. Binnen is het warm en speelt Hans te Winkel op het orgel. Op het scherm staan de namen van hen die aan deze dienst meewerken. De voorganger is ds. Riemer Faber, de koster is Erik Bekkers, de beamer wordt bediend door Laurens Steenbeek en Ben Lammers zorgt voor ‘Kerkbeeld’. Kerkbeeld is de knop op de website, kerkvenster.nl, van de Protestantse gemeente Aalten waardoor de kerkdienst op computer of laptop thuis kan worden gevolgd. De achtergrond op de schermen is een beeld uit een oorlogsgebied. Een man met een gewonde jongen in zijn armen komt aangelopen uit een gebied vol stof. Een hulpverlener zien we op de rug. Ada Gerritsen heet de kerkgangers welkom, als openingslied worden de verzen 1,3 en 4 van Psalm 146 gezongen, waarna stil gebed, bemoediging en groet volgen.
De dominee staat even stil bij deze zondag die in het teken staat van het werelddiaconaat. In Kerkvenster hebben we daarover kunnen lezen. (Het programma van Kerk in Actie bestaat uit vijf projecten: 1 Droogte in Ethiopië, 2 vrede en veiligheid in Soedan, 3 hulp aan vluchtelingen in Syrië, 4 watermanagement in Bangladesh en 5 overleven na een aardbeving in Nepal). Vandaag wordt er gecollecteerd voor de droogte in Ethiopië. Na het gebed om de ontferming over de nood van onze wereld worden de verzen 1,3 en 4 van lied 517 gezongen en wordt het gebed bij de opening van het Woord uitgesproken. Er komen 7 kinderen bij de dominee die hen vraagt naar het woord dat hij aan het begin van de dienst gebruikte om aan te duiden wat voor zondag het vandaag is. ‘Kan iemand zich dat herinneren?’ Het woord is te moeilijk, de dominee zegt nog een keer ‘werelddiaconaat’. Misschien kennen ze een van de woorden waaruit dat woord bestaat. ‘Wereld’, wordt door een van de kinderen genoemd. De dominee vraagt naar het andere woord of een woord dat erop lijkt. ‘Diaconie’, zegt een van de kinderen. Een diaken is iemand die anderen helpt. De dominee wijst op de plaat op de schermen. De jongen is gewond en wordt naar een hulpverlener gebracht. Diakenen verlenen hulp dichtbij en hulp veraf, bijv. Ethiopië. Hier is veel water, in Ethiopië is droogte. Na het zingen van het lied: ‘We gaan voor even uit elkaar’ wordt het verhaal van de barmhartige Samaritaan uit Lucas 10:25-37 gelezen en de verzen 1,2 en 3 van lied 320 gezongen.
Lucas 10:29b, ‘Wie is mijn naaste’, is uitgangspunt voor de verkondiging. Deze vraag heeft te maken met zondag werelddiaconaat, zo begint de dominee zijn verkondiging. Die valt op de eerste zondag in februari en is niet toevallig gekozen. 65 jaar geleden werden op de eerste zondag in februari Zeeland, het westen van Noord-Brabant en delen van Zuid-Holland door een watersnood getroffen. Ruim 1800 mensen en veel vee kwamen om het leven. Het was een dieptepunt in de strijd tegen wind en water. Toen bleek dat de onderlinge verbondenheid van ons volk groot was. De mensen stonden voor elkaar klaar, dekens en voedselpakketten werden verzonden. De saamhorigheid was groot. Niet alleen uit eigen land maar vanuit de hele wereld kwam hulp. Juist die ramp is het startpunt geworden voor het werelddiaconaat. Elk jaar herinneren we elkaar eraan hoeveel nood er nog is in de wereld. Het is eigenlijk vanzelfsprekend, waar nood is help je.
Is het wel zo vanzelfsprekend? Kijk eens naar de gelijkenis die Jezus vertelt. Op de vraag van de wetgeleerde, ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’, antwoordt Jezus: ‘Wat staat er in de wet geschreven?’. Dat antwoord kent de wetgeleerde wel. ‘God liefhebben met je hart en je naaste als jezelf’. Dat is Jezus met hem eens. ‘Doe dat en u zult leven’. Dan vraagt de wetgeleerde: ‘Wie is mijn naaste?’ Jezus vertelt de gelijkenis over een man die beroofd wordt en voor dood wordt achtergelaten. Een priester en een Leviet komen langs maar die zijn te druk met eigen bezigheden die belangrijker zijn. Toen kwam er een Samaritaan langs, bleef staan en ontfermde zich over het slachtoffer. Zo werd hij een naaste voor de man die geen helper had.
‘Wie denk je dat de naaste is geworden?’, vraagt Jezus. Niet de vraag: ‘Wie is de naaste?’, maar ‘Wie is de naaste van het slachtoffer geworden?’ Daarmee maakt Jezus die vraag tot een praktische opdracht. Kijk om je heen, voor wie kun jij een naaste zijn? Niet iedereen kan onze naaste zijn. De naaste is die mens die onze hulp nodig heeft en laat merken of je hem of haar wel ziet. De dominee herinnert zich een filmpje van een rijke blanke dame in Zuid-Afrika die in haar dure auto naar de sloppenwijken gaat en cadeautjes uitdeelt. Dat lijkt meer op afkopen van een schuldgevoel. Een naaste wordt je als je je laat raken door de ander. Dan ontstaat er wederkerigheid. Je wordt naaste van elkaar. Je krijgt er iets voor terug als je je ervoor open stelt.
We leven in de tijd van de Epifanie, de verschijningen van Jezus. Zijn optreden kenmerkt zich door dat Hij naaste wil zijn. Hij noemt ons broeders en zusters en heeft ons geleerd diaken te zijn. Zij liefde kent geen grenzen en gaat tot aan de einden der aarde. Het Evangelie leert ons te ontdekken wat we zijn kwijt geraakt: aandacht voor de zwakken en wie onze aandacht nodig heeft. Vanmorgen denken we aan mensen ver weg, in Ethiopië. Maar het kan ook iemand dichtbij zijn. Iemand die zijn hart wil uitstorten. Het gaat erom of wij ons willen laten raken door die ander. Leven wordt gevonden daar waar wij anderen leven geven. Mogen wij een schakel zijn in het doorgeven van die boodschap. Zo laten wij Gods liefde werkelijk tot leven komen.
Na het amen van de preek worden de verzen 1,2 en 3 van lied 418 gezongen. Er is een mededeling van overlijden van twee leden van de gemeente, de verzen 1,6 en 7 van lied 512 worden gezongen en het dankgebed en de voorbeden worden uitgesproken. De inzameling van de gaven volgt, de kinderen komen weer binnen en lied 422 wordt als slotlied gezongen. Wegzending en zegen volgen.