In de dienst in de Oosterkerk gaat vanmorgen ds. Hendrik Jan Zeldenrijk voor, de organist is Gerard Wesselink en Erik Bekkers treedt op als koster. Het woord van welkom wordt uitgesproken door Henri van Eerden en hij leest ook de mededelingen waarna de verzen 1 en 7 van Psalm 89 worden gezongen gevolgd door stil gebed, bemoediging en groet. Van lied 287 worden de verzen 1,2 en 5 gezongen, de dominee spreekt een gebed uit waarna lied 650 wordt gezongen. De kinderen mogen naar voren komen. Het eerste kind dat komt wordt door de dominee herkend. Vorige week was ze het kind van de trucjes. Dat vergeet de dominee niet. Vandaag zou er een doopdienst zijn, zegt de dominee, maar een enkele keer komt het voor dat er geen dopelingen zijn. De kinderen zullen het verhaal horen van Jezus die is opgestaan maar zijn leerlingen willen he niet geloven. Vijf kinderen gaan naar de nevendienst.
Op het leesrooster staat voor vandaag het verhaal over Thomas. Daar heeft de dominee de laatste twee jaar ook over gepreekt en hij gaat er van uit dat ‘u mijn preken onthoudt’. Hij heeft gekozen voor het verhaal van de Emmaüsgangers en leest Lukas 24:13-35. Na het zingen van lied 641 begint de dominee aan zijn verkondiging. Vorige week mochten we met elkaar Pasen vieren in de kerk en daarna met verschillende geloofsgemeenschappen op de Markt. Na Pasen vangt het nieuwe leven aan. Hoe gaat dat dan? Hoe hebben we dat verhaal meegenomen? Het is een verhaal om sprakeloos van te worden maar sprakeloos kun je niet door het leven gaan. In het leven zijn mooie dingen maar ook moeilijke dingen. Waar heeft dat verhaal bij u een plaats gekregen? Niet: dan vieren we Pasen en dan het gewone leven. Hoe doen de leerlingen dat? Behalve het verhaal over Thomas is er het verhaal over de Emmaüsgangers.
We volgen het verhaal. Ze spraken over alles wat er voorgevallen was. “Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft.” Hierin hoor je iets van twijfel, scepsis, verwondering met een ondertoon van verlangen. Wat opvalt is dat slechts een bij naam wordt genoemd: Kleopas. Vaak wordt gezegd dat Lukas de tweede was. Misschien is het mooier om je eigen naam in te vullen. Dan is het Kleopas en jou. Het verhaal komt dan dichterbij. Het is dan jouw scepsis, verwondering en verlangen. Een prachtig verhaal wordt het dan en niet vanzelfsprekend. Het verhaal geeft lucht aan waar zij mee zitten. Het bijzondere is dat ze niet alleen het Paasevangelie mee naar huis nemen maar ook Jezus.
Hebben ze verdriet zodat ze Jezus niet herkennen? Of is het ongeloof? Hij begon opnieuw de Schriften uit te leggen. Opnieuw, Hij had het al vele malen gedaan. Er zijn bij ons dingen die het ene oor in en het andere oor uitgaan. Jezus reageert niet boos in de zin van: Ik heb het toch al eens uitgelegd. Jezus blijft het uitleggen wat Hij voor jou wil betekenen. Ook vandaag gaat dit verhaal bij veel mensen het ene oor in en het andere oor uit. Het beklijft niet. Maar er komt een moment dat het wel beklijft. Dan is het jouw eigen keuze. Jezus dringt niemand het Evangelie op. Lees vers 28. Daar lees je gemakkelijk over heen. ‘’Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen”. Dan moeten de twee kiezen. Of ze laten Jezus verder reizen of ze blijven ze bij Hem. Ze nodigen Hem uit bij hen thuis. Is dat niet het Evangelie, de ontmoeting met God?
De vraag is wat doen wij met het Evangelie van Pasen. Ook als zoveel in de weg staat. De dood, ook vandaag worden er namen genoemd, en de verschrikkelijke dingen die er in de wereld gebeuren. Wat doe jij met dat verhaal, laat je het binnen in jouw gewone leven? Het gewone leven is door Pasen niet het einde. Het is een begin, een voorgoed begonnen begin. Er is nog een weg te gaan. De weg naar Gods begonnen toekomst. Op die weg gaat Jezus met ons mee. Misschien zouden we onderweg met Hem moeten praten. De dominee moet denken aan gesprekken met mensen die moeilijke dingen hebben meegemaakt. Hij hoort dan dat er wordt gezegd: ‘Ik was niet alleen dominee’. Er is wel een verschil met als je ervoor staat. Dan is het vaak nog het ene oor in en het andere oor uit. Als ik het dan het meeste nodig heb, zal Hij er zijn. Als het dan zover is voel je het niet. Hoe goed is het dan als er een Kleopas bij je is om mee te praten. Het betekent ook dat jij je ogen open moet houden want je kunt zomaar voor iemand anders een Kleopas zijn.
Na het amen van de preek worden de verzen 1,4 en 7 van lied 653 gezongen. Na een afkondiging van overlijden van twee leden van de gemeente wordt het lied ‘Een naam is onze hope’ gezongen. De dank- en voorbeden worden uitgesproken gevolgd door stil gebed en het gezamenlijk bidden van het Onze vader. De collecte in de dienst is voor de diaconie (bij de uitgang voor de kerk), de kinderen komen weer binnen waarna lied 133 uit ‘Geroepen om te zingen’ wordt gezongen en de dominee de zegen uitspreekt.